Typisch plat Rotterdamse zinnen en woorden

Hieronder enkele typisch plat Rotterdamse woorden en zinnen. Soms niet zo fraai, want in plat Rotterdamse zinnen komen natuurlijk ook zo nu en dan lelijke verwensingen, ziektes en scheldwoorden voor. Ze zijn ongezouten, zonder woke-filter: want al jaren in zwang. Willie dat lieve nie hore, of leeze, slaatut tan ff over. Niet mijn persoonlijke mening of gedachtengoed, voor de goede orde, maar een weergave van wat men in Rotterdam aan terminologie kan gebruiken, ook al vinden we er soms wat van. Niet alle termen worden heden ten dage nog gebruikt en zijn ondertussen geschiedenis geworden. Woorden en benamingen komen en gaan.

Typisch plat Rotterdamse woorden, zinnen en uitspraken

Op een mooi zomerdag - Rotterdam. Foto: S.v.d.E.
Op een mooi zomerdag – de Maasstad. Foto: S.v.d.E.

Wat is typisch Rotterdams en wat zijn typisch Rotterdamse woorden en zinnen?

  1. Abbelement – abonnement
  2. Azik bij je moe kome gaat-ut pijn doen hè – dreigende taal aan iemand die niet wil luisteren en waar een conflict mee dreigt.
  3. Azze-ze – als ze
  4. Azzie – als je
  5. Boeren – bewoners van dorpen rond Rotterdam – vooral vroeger was dat in zwang.
  6. Broekie lopen – van achteren wordt je broek omhoog getrokken, met striemende broek in je kruis, half opgelicht, word je gedwongen te lopen.
  7. Echwel – zeker weten dat dat zo is!
  8. Dat flat – typisch Rotterdams is om te zeggen “dat flat” ipv “dat flatgebouw”, of “die flat”.
  9. De kit – politieagenten
  10. De mart – de markt
  11. De ’t’ weglaten, of juist toevoegen waar het niet hoort. Bijvoorbeeld: Ik gaat daar niet heen. Of, ‘u heb gelijk’.
  12. De Oosterhof – winkelcentrum Alexandrium (voormalige Oosterhof, echter al zo’n 25 jaar geen Oosterhof meer).
  13. De Zwaan – Erasmusbrug
  14. Een bakkie doen – Koffie drinken.
  15. Effen is een stof – Als iemand iets vraagt waarin ‘ff’ wordt gebruikt, zoals ‘kom je ff?’, dan kun je afwijzend reageren door te zeggen: ‘effen is een stof’. Je hebt dus geen zin, of wilt iets niet doen.
  16. Geouweteringhoer – als iets zwaar irritant is.
  17. Gers – tof, gaaf – hoewel het tegenwoordig niet veel meer wordt gebruikt.
  18. Grote gok – grote neus. Of ‘rooie gok’ – rode neus
  19. Groos – trots, blij met iets, er trots en blij mee zijn.
  20. Hebbie – heb je
  21. Het Kasteel – Sparta stadion
  22. Hier, stop dat maar in dat bekkie/mondje, dan stoppie ff met lulle – je rijkt iemand, die het hoogste woord voert, wat lekkers aan.
  23. Hij heb zitte keile – hij heeft gezopen.
  24. Hij/ zij is nog gers – constateren dat een bejaarde man/ vrouw nog pienter is, en bij de tijd is.
  25. Hou je achtelijke harses – iemand die domme dingen zegt de mond snoeren.
  26. Ik gaat me schoenen thuis brengen – aankondigen dat je naar huis gaat.
  27. Ik krijg een fax uit Darmstad – ik moet naar de WC voor een grote boodschap
  28. Ja toch, niettan, nou dan! – zo is het toch! Als een soort conclusie.
  29. Je ken een klap voor je muil krijge – Iemand die teveel noten op z’n zang heeft, kan een klap voor z’n kop krijgen (meestal bij wijze van spreken), in plaats van dat diegene z’n zin krijgt.
  30. Kaakje/ kaakie – biscuitje
  31. Kapoentje – lieveheersbeestje
  32. Kennen en kunnen verhaspelen. Ik kan haar, ipv ‘ik ken haar’. Dah ken tonnie, ipv ‘dat kan toch niet’.
  33. Ken niet, kan niet – dat iets niet kan bestaat niet.
  34. Ke mij et rotte – kan mij ’t schelen.
  35. Kommie uit Rotterdam, ke je dat nie hore dan? – als je iemand Rotterdams hoort praten.
  36. Koopgoot – Beurstraverse
  37. Kroten – rode bieten
  38. Krotenkoker – domoor
  39. Lekker dan – dat meen je niet, balen.
  40. Let maar niet op de teringzooi – let maar niet op de rommel.
  41. Lijpo – (wat een) gek!
  42. Méid!! – meestal vrouw tegen vrouw: een uitroep van verbazing, ontzetting, verheuging, of welke emotie dan ook. Meid kan vaak ook vervangen worden door ‘joh!!’.
  43. Me klauw – m’n hand
  44. Me poot – m’n been
  45. Mevroi – vermeend chique uitspraak van ‘mevrouw’. Ook dit gebruikt niemand nog.
  46. Muilen dicht! – iedereen z’n kop houden: stilte!
  47. Natte t – na de ’t’, aan het einde van een woord, hoor je een zachte ‘s-klank’. Meestal als het woord ook nog aan het einde van een zin valt. Zoals: ‘wat geeft het’ – “het” wordt “hets’ (zachte, net hoorbare, s).
  48. Niet lullen, maar poetsen – ga aan de slag, in plaats van erover te praten en/of te klagen.
  49. Niet te kanen – niet te eten
  50. Niet te nassen – niet te vreten
  51. Oja joh?! – beetje sarcastisch soms bedoeld, of nieuwsgierig bedoeld (van: vertel op!)
  52. Opkanen – opeten
  53. Optyften – wordt praktisch als werkwoord gebruikt voor als iemand moet opflikkeren, oprotten.
  54. Opzomeren – je straat of wijk opfleuren samen met de buurt.
  55. Opzouten – wegwezen. Minder agressief van toon dan hierboven.
  56. Op Zuid – Rotterdam zuid
  57. Ouwehoer – iemand die veel praat.
  58. Pleurislijer – als iemand je wat geflikt heeft
  59. Pluk-me-kaal-straat – De Puntegaalstraat, waar het belastingkantoor was gevestigd.
  60. Rotjeknor – Rotterdam
  61. 010 – Rotterdam
  62. Tebbie? – wat heb je?
  63. ’t Muizengaatje – tunnel onder station Noord, tussen Hillegersberg en het Oude Noorden.
  64. Uit je nek lulle – onzin praten.
  65. Van de container gevallen – gestolen, of achterover gedrukte spullen.
  66. Van verkleinwoorden ‘ie’ maken ipv ‘je’ of ’tje’. Kastje wordt kassie. Tasje wordt tassie, broekje wordt broekie, jasje wordt jassie, etc.
  67. Vreten – eten, als in de zin van: me vreten wordt koud, of bijvoorbeeld: haal die hond es bij me vreten weg.
  68. Waaro, daaro!
  69. Wat ben je nou voor mietje/ homo?! Als een man iets niet durft. Meestal man tegen man en als “geintje” bedoeld.
  70. Wat loopie te kijken? – wat kijk je naar me?
  71. Wat zeggie? Azzie val dan leggie! – geintje, en correctie/ reactie op: ‘wat zeggie?’ Je corrigeert iemand op plat praten, óf je maakt een geintje als iemand vraagt ‘wat zeggie’.
  72. We staan ff te ouwehoeren – we zijn even gezellig te praten.
  73. Willie een bakkie pleur? – wil je koffie? Vrijwel niemand zegt dit overigens nog; het is een cliché voor Rotterdams geworden.
  74. Witte de Zwartstraat – Witte de Withstraat
  75. Werkwoord ‘zitten’ toevoegen aan zinnen: ik heb zitten puzzelen, ipv ‘ik heb gepuzzeld’. Of: hij heb zitten opscheppen, ipv ‘hij heeft opgeschept’.
  76. Werkwoord ‘lopen’ toevoegen aan zinnen: ik heb lopen zingen (ipv ‘ik heb gezongen’). Of: hebbie lopen vegen? Ipv ‘heb je geveegd?’